02 augustus 2012

En zo zaten ze daar bij elkaar (3)

*Telefoon rinkelt*
A: Hallo.
B: Hallo.
A: Hallo, ja?
B: Ja, hallo.
A: Met wie spreek ik?
B: Met mij.
A: Ah zo.
B: Wat bent u aan het doen?
A: Wat ik aan het doen ben?
B: Ja.
A: Euh ...
B: Heeft u het momenteel druk?
A: Euh ...
B: Bent u met iets bezig?
A: Euh ... ik was ... excuseer, maar ken ik u?
B: Daar ben ik niet zeker van.
A: Hoezo?
B: Wij hebben elkaar misschien al eens gezien.
A: Misschien?
B: Ja, ik weet dat toch ook niet met zekerheid.
A: Hoezo?
B: Een mens komt zo veel volk tegen in zijn leven.
A: Ah zo.
B: Maar u ging zeggen waar u mee bezig was.
A: Ik?
B: Ja. U zei 'ik was', maar vervolledigde uw zin niet.
A: Nee?
B: Nee.
A: Meneer, ik weet niet wat u ...
B: 'U' creërt zo een afstand, vindt u niet?
A: Ik ga u moeten laten meneer.
B: Ah dan toch met iets bezig?
A: U bedoelt?
B: Volgens mij bent u een bezige bij.
A: Pardon?
B: U heeft het te druk voor een gesprek?
A: Meneer, ik ken u helemaal niet.
B: Dat is geen probleem hoor.
A: Meneer, wat wilt u nu eigenlijk?
B: Ik?
A: Ja?
B: Oh, niets.
A: Ah zo.
B: Ja.
*Telefoon wordt neergelegd*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten