20 oktober 2012

Misschien wisten zij alles ...

“Als alle bomen blauw waren,” vroeg de mier aan de eekhoorn, “was blauw dan nog blauw?”
“Tja,” zei de eekhoorn, “blauw zal dan in ieder geval niet meer golven. Hooguit ritselen.”
De mier keek omhoog naar de toppen van de platanen waaronder zij zaten.
“Blauw zou dan ritselen en ruisen, maar dat heeft verdacht veel weg van kabbelen en stromen”
Dat vond de eekhoorn ook en hij knikte bedachtzaam.
“Welke kleur zou de wilg hebben als hij blauw was?”, bracht hij toen uit.
“Olijfblauw”, zei de mier resoluut. “Maar misschien ook wel staalblauw, dat ligt aan het licht.”
De eekhoorn fronste en keek voor zich uit.
“Welke kleur zou de zee hebben wanneer alle bomen blauw zijn?”, vroeg de eekhoorn, en hij fronste nog dieper.
Dat wist de mier ook niet, maar hij dacht aan iets geels, zodat de zee zou stralen en branden.
“Mier”, zei de eekhoorn, “ik ben blij dat de bladeren ruisen, de golven kabbelen en de zon straalt. Straks ruist de zon uit de lucht en kabbelen de stenen weg!”
De mier keek verontrust, maar sprak op kalme toon: “daar zullen we dan wel aan wennen.”
Vergenoegd pakte de eekhoorn een beukennoot en luisterde naar het zachte ritselen van de bladeren.

-Toon Tellegen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten